maandag 4 augustus 2014

Ik heb me dus geen zorgen gemaakt

Onderweg in de auto vertel ik mezelf nog een keer dat ik me nergens druk over maak. Ik weet zeker dat het allemaal goed komt. Sterker nog, ik ben niet eens zenuwachtig en zing overdreven hard mee met het nummer van Acda en de Munnik op de autoradio.

Eenmaal in het ziekenhuis, loop ik automatisch de goede kant op. Het ziekenhuis is mij inmiddels zo vertrouwd, dat ik niet meer hoef na te denken over routes of afdelingen. Onderweg speur ik naar bekende gezichten. Verplegers, dokters, of gewoon bekenden uit de stad die er toevallig ook moesten zijn. Ik kom vandaag niemand tegen.

Ik moet naar boven, eerste verdieping en neem de draaitrap. Het bruggetje brengt je ook naar de kinder-Intensive Care, die we zo goed hebben leren kennen toen Matheo werd geboren. Iedere keer als ik daar loop, moet ik weer aan die bijzondere periode denken. Fijn, omdat onze zoon geboren was, niet zo fijn omdat het allemaal zo spannend was. Matheo woog maar anderhalve kilo bij zijn geboorte. Hij springt inmiddels net zo vrolijk rond als andere vijfjarigen en lijkt er dus niets aan over gehouden te hebben. Maar daar, op het bruggetje van Rijnstate, komt toch weer even dat gevoel van hoop en angst terug.

Vandaag moet ik de andere kant op. Ik leg mijn ponsplaatje op de balie en vertel de mevrouw tegenover mij dat ik voor een mammogram kom. "Mijn jaarlijkse APK" grap ik er nog achteraan. De mevrouw is echter te druk om te horen wat ik zeg en pakt mijn ponsplaatje van de balie, zonder me aan te kijken. Ze kijkt geirriteerd en ik begrijp door het gedoe achter de desk dat er computerproblemen zijn. Mevrouw typt wat in, schudt eens haar hoofd en fronst haar wenkbrauwen. Even denk ik dat ik toch de verkeerde dag ben gekomen, maar ze legt alweer mijn plaatje op de balie. "Wachtkamer 2", weet ze me nog te melden, opnieuw zonder me aan te kijken. Ik wens haar vrolijk een prettige dag nog, maar ik geloof dat ze niet hoorde wat ik zei.

In de wachtkamer is het niet druk. Het is er wel drukkend stil. Links van mij zit een jonge vrouw een appel te eten. Iedere hap klinkt als brekend ijs. Twee kinderen rennen door de gang. Zij zijn de enigen die zich normaal gedragen. Een oudere man kijkt geërgerd naar de jongens.

Iedere paar minuten wordt er iemand naar een radioloog geroepen en verdwijnt er een mens in een klein hokje. In de tien minuten die ik moet wachten, gaan er zeker vijf mensen naar binnen, maar er komt maar één iemand naar buiten. Een bebaarde en bejaarde man stapt een van de hokjes uit en het getik van zijn wandelstok onderbreekt het ritme van het scheurende ijs.

Als mijn naam geroepen wordt loop ik ook richting een hokje. Breed glimlachend geef ik de verpleegster een hand, zodat ook zij vooral niet denkt dat ik me zorgen maak. Want dat doe ik natuurlijk niet. "U mag u even van boven ontkleden en dan kom ik u zo aan de andere kant halen." Heel even bedenk ik me geïrriteerd dat ik dat heus wel weet, maar ik blijf glimlachen. Omdat ik me dus geen zorgen maak.

In de behandelkamer onderwerp ik mij gewillig aan de instructies van de verpleegster en stort ik mij op het medische martelapparaat. Ik denk dat ze in de Middeleeuwen jaloers waren geweest. De tietenpletter had niet misstaan tussen de duimschroeven en de schandpaal. Inmiddels moet ik er belachelijk uitzien in die rare positie voor dat apparaat met een idiote glimlach op mijn gezicht geplakt. Ik ben nog altijd de rust zelve en maak me nérgens zorgen over.

In het kleine hokje mag ik mij weer aankleden en wachten op de uitslag. Ik kijk nonchalant op mijn telefoon, terwijl een zweetdruppel mijn glimlach weerspreekt. De glimlach wijkt niet. Ook niet, als ik na één minuut wachten, het gevoel heb dat ik er al een half uur zit. Maar goed dat ik me geen zorgen maak, want dan was het best spannend geweest Gevoelsmatig uren later, maar in werkelijkheid na vijf minuten komt de verpleegster terug. De dokter had mijn foto bekeken en goedgekeurd. Ik mag mezelf weer een jaar 'schoon' noemen. Ik zet mijn beste Dat-wist-ik-wel-blik op en loop het hokje uit.

Bij het trapje moet ik mij bedwingen om niet via de leuning naar beneden te glijden en voel ik de neiging om iemand te omhelzen. Mijn glimlach heeft plaats gemaakt voor een brede smile en mijn voeten gaan als vanzelf naar de uitgang. Gelukkig heb ik me helemaal geen zorgen gemaakt, dat was zonde geweest van de energie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten